Laatste wijziging: 2022-06-01 (technisch), 2009-05-23 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Nat en Droog"

Nat - Pompen 1 - Gemaal - Droog - Pompen 2

Nat

Die herfst van Schaapjes [sex] was bij ons veel natter dan elders. Iets met twee grote neerslaggebieden die hier op elkaar en op een hoog (gebied met hoge luchtdruk) botsten, naar ik begreep. Hoe dan ook, er viel geweldig veel regen, en dat water kon niet weg. De gronden ten westen van Us Net, die we de "dooie akkertjes" noemen, maar door het opschieten van de planten steeds vaker de "rimboe", zouden afwateren op het Televisiekanaal (middels een gemaaltje, ver weg). Maar dat gebeurde niet. Wat er viel, dat bleef er. Het grondwaterpeil steeg, de laagveenkussens zogen zich vol. De gronden ten oosten van Us Net, het heidegebied Spamerica, lopen lichtelijk af naar de Digitale Zandweg. Op zijn minst lijkt het zo. De hei groeit op hoogveenkussens, maar die liggen althans aan onze kant op laagveenkussens. Ik weet niet, wat er onder het geheel ligt. Misschien een laag keileem, of iets anders ondoordringbaars. Maar ook zand, te oordelen naar de in "Schaapjes" genoemde nolletjes. Alle regenwater wordt dus eerst door het veen opgezogen, maar uiteindelijk moet het door de kleine Bittenbeek eveneens het kanaal in. Gewoonlijk kan dat makkelijk, maar nu dus niet. Ten eerste is de doorgang bij ons te klein, ten tweede stond ook in het kanaal het water hoog. Misschien was het elders weer mis (zie Winter), en werd dáárom niet gemalen.

Weer meldde Mina de dreiging, weer nam Ab maatregelen. Niet zozeer voor de bevoorrading, want die kwam nu over het water, als wel voor de afzet. Want de meeste huizen grenzen aan de hei, en liggen slechts op straathoogte als de grond niet is gaan inklinken sinds de bouw. (In dat laatste opzicht hebben Wiesje en ik geluk.) En als je huis of home page onderloopt, dan wil je toch even elders heen. Ab riep ons in de kerk bijeen voor crisisberaad. We namen zijn voorstel aan, om de rimboe als overstort te gebruiken: daar kon nog wel wat bij, en hopelijk zou het waterschap (of was dat opgeheven, en waren wij dat zelf?) het gemaal weer in werking stellen.

Pompen 1

Daarna huurde hij voor gezamenlijke rekening twee kanjers van pompen. Ze kwamen per schip aan in de Baai, samen met een voorraad gasolie. Ab plaatste de pompen langs de weg aan de zuidkant, en liet ze van oost naar west pompen. Maar eerst werd de Bittenbrug hersteld als spuisluis, en gesloten: anders zou het hele Televisiekanaal overgepompt worden. Het duurde dagen, maar uiteindelijk vielen onze erven en domeinen weer droog. De zuidelijke rimboe stond daarentegen duidelijk blank. Vanuit de lucht moet het vreemd geleken hebben: een zandweg (met uiteraard onze bebouwing erlangs) tussen een overstroomd heideveld en een overstroomd voormalig landbouwgebied. Wiesje was bezorgd om de verwilderde kippen van hoeve Veldzicht.

Wiesje en ik hadden vergeefs met Google Earth gezocht naar een gemaal voor de noordelijke rimboe. We besloten eropuit te gaan. Er viel een zware motregen, en het was windstil. We leenden de roeiboot van Kees, legden mijn fiets erin, onze grote rugzak met onze spullen en onze kleine rugzak met een bestelling van mevrouw Hoofddoek. Ik stiet af en roeide het kanaal op, terwijl Wiesje op haar fiets over de dijk reed, beiden spiedend naar een gemaal (dat best binnenin de dijk zou kunnen liggen).

Bij mevrouw Hoofddoek legde ik aan voor de boodschappen. Wiesje was er al binnen. We hoorden bij een kop thee het geklaag aan, en de bedoelingen van het opperwezen. Gelukkig hadden we een goede smoes om snel voort te gaan.

Nog net voor de schemer zag Wiesje, dat onze rimboe van gebruikte weidegrond gescheiden werd door een even hoge dijk, die haaks aansloot op de Televisiekanaaldijk. Een andere polder dus, en geen gemaal voor onze noordelijke rimboe. Wiesje kwam met haar fiets aan boord, en ik roeide terug. Het was inmiddels donker. Wiesje zat voorin, met een sterke zaklamp en een pikhaak voor het grijpen. Ongeschonden bereikten we de Baai, meerden af, en fietsten de paar meter naar de kroeg. Daar deden we Ab en de rest verslag.

Gemaal

De volgende dag roeiden we met de fietsen en met Ab naar het gemaal van de zuidelijke rimboe. Dat was een duidelijk bakstenen gebouwtje aan de binnenkant van de dijk, netjes in het verlengde van een rak dat beslist Machinetocht heeft geheten. De metalen rolluiken waren neergelaten. De deur was op slot, zo te zien al vele jaren.

Ab had een koevoet bij zich. Hij brak de deur open. Muf, donker, stil. Wiesje hielp met de zaklamp. Ab vond een lichtschakelaar. En zie, er wàs licht. Ik vond iets wat mij herinnerde aan de snelschakelaar in een tram. Ab schokschouderde: "Zet maar om: baat het niet, dan schaadt het niet". Ik zette de schakelaar om. Er gingen lampjes aan, en ik hoorde een electromotor aanzetten. We juichten, maar te vroeg: de schakelaar viel met een zware klik weer uit. Ik zei "Aha!", en liep naar buiten, gevolgd door de anderen. Ik daalde langs een stenen trapje af naar de inlaat, en greep een pikhaak die daar hing. Ik prikte ermee naar de spijlen van de inlaat, en had vrijwel meteen beet: een reusachtig stuk landbouwplastic verstopte de inlaat. Met veel moeite kregen we het in stukken uit het water. Ik poerde nogmaals, maar vond niets. Ab ging het gebouwtje weer binnen, en zette de schakelaar weer om. Nu bleef de pomp lopen. "Dat is het nadeel van een centrifugaalpomp," verklaarde ik. Ab zei binnensmonds iets lelijks over ambtenaren.

Ab roeide ons terug. We liepen weer even de kroeg in, meldden dat het gemaal weer werkte, en bestelden koffie. Mina gaf ons die. Ik keek haar bedachtzaam aan, en vroeg: "Die Blokhut ligt er zo goed voor. Zou jij kunnen zorgen, dat daar een peilstok afgelezen wordt, opdat we kunnen zien of het peil in de rimboe zakt?" Dat was geen punt. Vonden de leerlingen vast wel interessant.

Ab stond op, en verhief zijn stem: "Dan ga ik nu de pompen op de weg stilzetten, en ze verplaatsen naar de brug hier. Kunnen ze rechtstreeks in het kanaal lozen." Hij keek naar ons, en we liepen met hem mee. Onderweg pikte hij de trekker op. Twee uur later stonden de pompen op de rand van de Baai, de zuigslangen over de sluisdeuren heen, onder de Bittenbrug door. Mina's waterstanden verschenen op de dorpssite. Ze daalden.

Drie weken later was onze wateroverlast voorbij. We konden de onkosten uit coulance van onze collectieve verzekering terugkrijgen. De waterhuishouding van de noordelijke rimboe bleef een raadsel. Wiesje had opeens iets met badeendjes.

Droog

Ongelooflijk: vervolgens bleef het hier droog! Al hoosde het in heel Nederland, nu leek ons stukje wel afgeplakt. Vele maanden lang. Het waterpeil zakte, het veen viel droog, kromp en verkruimelde. En uiteraard was zelfs de gedachte aan vuur al gevaarlijk - ook voor Us Net! Geen probleem in de zuidelijke rimboe. Administratief was het nog niet in orde, maar we mochten het gemaal bedienen. Het kon ook water uit het kanaal de polder in laten. Mooi zo! De hei was moeilijker. De Bittenbeek stond zo ver blank als het peil van het Televisiekanaal toeliet. Maar de zon kwam steeds hoger, dus overal verdampte water. Ook uit de vennen, die behalve bij overstromen niet afwaterden. Wat nu?

Ik herinnerde me een watertoren bij het station. Volgens mij voorzag die ons van leidingwater, en héél lang geleden misschien ook stoomtreinen. (Nou ja, zo'n watertoren verzint zijn water natuurlijk niet zelf.) Hij was waarschijnlijk hoger dan het hoogste punt van Spamerica, maar wat konden we eraan hebben? Minstens een mooi uitzicht, meende Wiesje. Samen met Ab fietsten we erheen. Hij had zowaar een sleutel. We klommen naar boven, en konden op een omgang genieten van het uitzicht. Ab en Wiesje kwamen handen tekort voor camera's en een verrekijker. Ik probeerde me voor te stellen hoe ik water van dit punt naar dat gebied zou kunnen krijgen.

Geknars beneden. Hans kwam aangefietst, en voegde zich bij ons. Hij keek snel maar aandachtig helemaal rond, zag Wiesje onze rimboe fotograferen en Ab het land voorbij de spoorlijn (dat zich in niets onderscheidde van ons wereldje; toch goed om te weten), en keek uiteindelijk met mij naar het zuidoosten. Ik voelde me betrapt, want ik zocht onwillekeurig de schaapskooi.

"Er zouden aquifers kunnen zijn, daarginds," meldde hij, "Ik las iets over kwelwater. Maar wáár precies?" Ik had een helder moment: "Hebben we recente luchtfoto's? Dan zien we het vàst aan de plantengroei." Hij draaide mij naar zich toe. "Dàt komt wel goed!" Wiesje had die laatste zin opgevangen, en leek opgeruimd over te gaan naar een volgend agendapunt. Terwijl Hans Ab bijpraatte, trok zij mij naar de zuidwestkant, en wees ingehouden de vermeende plaats van de poel aan. Zie Bloot 1 [sex]. Toen Ab en Hans het noordoosten in zich opnamen duwde Wiesje mij weer naar het zuidoosten. Ze bladerde op haar camera tal van foto's terug, en toonde me er één op het schermpje. Ze wees de plaats aan: het bos met het zeil, en glansde.

We hadden genoeg gezien, en gingen naar beneden. Wiesje, voorop, probeerde op gestrekte armen over de trapleuningen te glijden. Maar ze had niet de vette dotten poetskatoen die dat vergemakkelijken. We fietsten naar de kroeg: daar hebben ze een beamer en een groot scherm. Bill bediende ons, en daarna zijn computer. Hij had uiteraard belangstelling. Ik heb de link niet, maar op aanwijzen van Hans kregen we inderdaad recente luchtfoto's van Spamerica op het projectiescherm. Grada kwam er ook bij, en gezessen zochten we naar oppervlaktewater en naar groene planten. Wiesje zocht en kreeg intussen telefonische verbinding met Cisca. Ik prees geluidloos die goede inval. Wat kan zij toch gelukkig kijken!

Hans begreep wat Wiesje deed, stak krachtig een duim op, en vroeg Wiesje woordloos waar de kudde nu was. Wies kwam op dreef als verbindingspersoon, nam Bills muis over, zoomde flink uit, en wees met de cursor een plek aan. Daarna zoomde ze weer in, totdat Hans en Grada tegelijk "Ho!" riepen. Toen bedacht ze, dat ze eigenlijk een nodeloze schakel was. Ze droeg de telefoon over aan Hans. Die vormde zich nu een beeld van wat de luchtfoto toonde en van wat de herdertjes op de grond zagen, onlangs gezien hadden, en voornemens waren. Grada maakte aantekeningen, uiteraard op één van de tablet computers hier. Zelf kwam Wiesje naast mij zitten, en greep mijn hand vast.

Ik kreeg opeens spookbeelden. Alle kans, dat minstens Hans morgen zelf die plekken langs zou gaan. Zouden Wiesje en ik meegaan, dan zou het meer voor de herdertjes of zelfs het zeil zijn dan om de uitdroging van de heide te bestrijden. Het lukte me om haar liefdevol genoeg te vermanen. Ze knikte begrijpend.

Hans wist genoeg van Cisca, en gaf de telefoon terug aan Wiesje. Die vroeg Cisca even te wachten, en vroeg losjes of zij en ik nog voor het project nodig waren. Hans haalde zijn schouders op. Wiesje rondde het telefoongesprek af met iets als "Ik denk het niet. We bellen wel!". Aansluitend trok ze me de kroeg uit, naar de fietsen. Terwijl we wegreden zag ik Bill hoofdschuddend in de deuropening staan. Ik voelde plichtsverzuim, berusting, en nog wat warmere gevoelens.

Inderdaad gingen Hans en Grada 's anderendaags de hei op. Wiesje en ik gingen onze rimboe in. Tegen de avond belde Grada Wiesje daar. Ab ging wat pijpen kopen en pompen huren. Of zij zin had om die met Chot van de Baai naar verschillende plekken op de hei te vervoeren? Er vloog een wolk over Wiesjes gezicht. Ze keek mij aan, en ik knikte: "Vanzelfsprekend!". Ze zei ja tegen Grada, zei kort gedag, en hing op. Een half uur later verlieten we de poel.

Pompen 2

Twee dagen later was het zover. We haalden vroeg Chot op bij diens mini manege, en brachten hem naar Ab, schuin ertegenover. Die had ergens geschikt tuig gevonden en een eenassige kar. Chot balkte ontstemd, maar liet zich door Wiesje overreden. We laadden wat pijpwerk, een pompje en wat jerrycans op voor wat Grada de geschiktste eerste bestemming had gevonden. Ik legde ook onze rugzak op de kar. Daarna mocht Chot nog even uitgebreid drinken. Hij leek het te begrijpen, en nam wat litertjes in. En toen ging het los.

Wiesje leidde Chot langs diens verbljf de hei op, luchtig tegen hem koutend. Ik liep aan de andere kant, en ter hoogte van de as, de lading in het oog te houden. We bereikten de bestemming in een echt ezelstempo. Wiesje dankte en prees Chot, ik laadde de handel af.

Uit de richting van de schaapskooi (aan de dichtstbijzijnde verharde weg) rolde een rupsvoertuigje nader. De twee inzittenden sloegen vervolgens de put, en bevestigden de pomp bovenop de pijp. Ik tankte de (diesel)pomp vol, en startte die in overleg. Hij haalde inderdaad vrij gemakkelijk water boven. We lieten Chot uit een geïmproviseerde trog drinken, en die vond het water best. Wij zelf ook. Daarna zetten we een sproeier op de pomp, een kruising tussen een ingetogen tuinsproeier en een waterkanon.

Deze eerste dag hadden we één voer gedaan. We namen de plekken en hun volgorde door met de arbeiders, wensten elkaar tot ziens, en gingen onze wegen. Enkele volgende dagen reden we twee ritten in ons tempo, terwijl de arbeiders in hun tempo de putten sloegen. Hans reed behoedzaam wachtrondes op een crossbrommer. Algauw moesten wij met arme Chot ook nog brandstofritten rijden. Wiesje wist hem te begeesteren met gebabbel en geaai, en had nu en dan een suikerklontje of zo. Ik liep nu meestal aan Wiesjes andere zijde haar overeenkomstig te begeesteren. Ik hoefde zelf niet begeesterd te worden: ik was blij met het ogenschijnlijke slagen van het project, en uiteraard was ik steeds samen met Wiesje.

Met ons zessen hadden we het goed gezien. We haalden vrij gemakkelijk op genoeg plaatsen genoeg water op, en leken het goed te verspreiden (in een goed evenwicht tussen vernevelen en laten stromen) en te doseren (het uitdrogen tegen te gaan, niet de veenspons te verzadigen).

Een maand later kwam er een koufront over. Zwaar onweer met tropisch aandoende regen. Een week dáárna haalden we met Chot de gehuurde pompen op, en dichtten de waterpijpen af.

We konden aan een Heidefeest gaan denken.

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).